De Nederlandse overheid moet een breder palet aan muziektheatergenres ondersteunen met meerjarige subsidies: naast opera en hedendaags muziektheater ook musical en urban arts. Musical wordt nu aan de vrije markt overgelaten. Daar is nauwelijks ruimte voor experiment en ontwikkeling van talent en repertoire, zoals het schrijven van nieuwe Nederlandstalige musicals. Urban muziektheater krijgt nu amper voet aan grond. Makers met andere culturele of artistieke achtergronden moeten makkelijker toegang krijgen tot het (vanaf 2021 hernieuwde) subsidiestelsel.

Dat zijn de opvallendste aanbevelingen van de Raad voor Cultuur in haar ‘sectoradvies Muziektheater’, dat vandaag verschijnt. De raad, het belangrijkste adviesorgaan van het kabinet op het gebied van cultuurbeleid, formuleert tien deel-analyses in aanloop naar de nieuwe subsidieperiode 2021-2024. Volgende maand verschijnt de laatste analyse, over monumenten en archeologie. Vóór 1 april komt dan het omvattende advies over herziening van het subsidiestelsel.

De raad begint haar vijftig pagina’s tellende sectoradvies positief: muziektheater wint aan terrein. Van het grote succes van Soldaat van Oranje – begonnen aan het negende jaar – tot grootschalige, druk bezochte gelegenheidsprojecten rond regionale (historische) verhalen zoals Het PauperparadijsDe Stormruiter en Het Verzet Kraakt, waarbjj ook amateurs betrokken zijn.

Ook in het theater krijgt muziek vaker een dragende, inhoudelijke rol bij het vertellen van een verhaal. Onder muziektheater schaart de raad voorstellingen waarbij meerdere kunstdisciplines (muziek, zang, dans en/of toneel) worden gemengd – vandaar de kostbare maakprocessen – zoals opera, musical en (hedendaags) muziektheater.

Laat je een genre over aan de vrije markt, dan maken producenten veilige keuzes voor grote namen en bewezen buitenlandse titels, omdat forse investeringen moeten worden terugverdiend. Daardoor stokt de ontwikkeling van nieuw repertoire en talent. De raad pleit voor ontwikkelbudgetten en leningen ten behoeve van risicovol aanbod van vrije producenten.

Maatschappelijke betekenis

Musical moet door overheden en fondsen als kunstdiscipline serieus worden genomen, zo stelt de raad. Musicalbeleid ontbreekt, zowel in de Basisinfrastructuur (BIS) als in subsidieregelingen bij het Fonds Podiumkunsten. ‘Je kunt een musical beter een gospelopera noemen, dan maak je meer kans op subsidie’, zo tekent de raad op uit het veld.

De raad signaleert bovendien een mismatch tussen opleidingen en gezelschappen. Muziektheaterproducenten hebben moeite makers, componisten en auteurs/librettisten te vinden die raad weten met de combinatie muziek, spel en vormgeving.

Het subsidiestelsel moet bovendien toegankelijker worden voor nieuwe vormen (kleinschalige musicals, urban arts, innovatief werk) en voor makers met andere culturele of artistieke achtergronden. De raad adviseert een aantal muziektheaterkernen op te nemen in de landelijke subsidiesystematiek (de BIS). 

Ook moeten muziektheatergezelschappen in de BIS meer worden afgerekend op hun maatschappelijke betekenis, zoals bepleit in het muziekadvies ten aanzien van de symfonieorkesten.

Kunstenbreed constateert de raad een perverse maakdwang als gevolg van subsidievoorwaarden. Dat wil zeggen dat vooral voorstellingen en speelbeurten worden gefinancierd, in plaats van onderzoek, experiment en ontwikkeling. De raad hoopt dat tijdens het Musical Award Gala, 23 januari, wordt nagedacht over het gebrek aan kwalitatief goed en laagdrempelig musicalaanbod voor middelgrote zalen. 

Bron: Volkskrant